PROCES-VERBAAL VAN CHRISTIAAN WISSE

EERSTE VERSIE








Christiaan Wisse uit Brouwershaven.
Hij ontsnapte ternauwernood
aan arrestatie door de Duitsers.
Na de oorlog schreef hij zijn Proces-Verbaal.
U kunt dat hieronder lezen.
.


INLEIDING


In bijna alle publicaties over de Tien van Renesse kom je het Proces-Verbaal tegen van Christiaan Wisse. Hij heeft in opdracht van het Hoofd van de Recherche te Zierikzee een onderzoek ingesteld wegens het feit dat door de Duitse militairen op 10 december 1944 tien illegale werkers vermoord zijn. Zo ongeveer luidde zijn opdracht.

De verontwaardiging over de ophanging was alom. En de stellige overtuiging bestond: de Duitse officieren die betrokken waren bij de moord moeten zo snel mogelijk worden gepakt en berecht.

Om ze te kunnen berechten heb je verklaringen van getuigen nodig als bewijsmateriaal. Voor het verzamelen van verklaringen voor de aanklacht is Christiaan Wisse aangesteld.

Hij begint met zijn eigen verklaring: hij was immers lijfelijk betrokken bij de poging om uit te wijken naar het bevrijde Noord-Beveland. Door een wonder wist hij met zijn vrouw te ontkomen en uit de handen van de Duitsers te blijven. Het proces-verbaal bestaat uit 22 door Wisse getypte A4-tjes. Hij begint zijn proces-verbaal in augustus 1945 en sluit het af in okober 1945.

Ik acht het van zo groot belang voor ieder die geïnteresseerd is in de geschiedenis van de Tien van Renesse, dat ik het graag helemaal heb overgetypt. Ik heb aan de spelling en de formuleringen van Wisse niets veranderd, behalve een enkele tikfout. Wel heb ik voor de leesbaarheid namen vetgedrukt en meer ruimte tussen de alinea's aangebracht. Lezen via het scherm stelt andere eisen aan een tekst dan lezen vanaf papier.

Het origineel bevindt zich in het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie: Doc II-860a12/verzet Zeeland. En een kopie van het Proces-Verbaal kunt u vinden in het Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, Documentatie Tweede Wereldoorlog, nr. IX-1.


Over de betekenis van Christiaan Wisse vertel ik in de volgende clip, door Tjeerd Muller gemaakt, Hoe dichtbij was het slagen van de onderneming?


HET PROCES-VERBAAL DOOR CHRISTIAAN WISSE


MILITAIR COMMISSARIAAT ZEELAND

AFDELING SCHOUWEN EN DUIVELAND

SECTIE INTERNEERING ZIERIKZEE

No. 150

PROCES VERBAAL contra leden der Duitsche Weermacht die zich op 10 December 1944 hebben schuldig gemaakt aan moord op 10 Illegale Werkers.

Naar aanleiding van het schrijven van den Procureur-Generaal, Fungeerend Directeur van Politie te 's-Hertogenbosch afd.1 No.1124 d.d. 27 Juli 1945, betreffende het onderwerp "Oorlogsmisdadigers' en mede het schrijven van het Hoofd van de Interneering Militaire Commissariaat Zeeland No. K 00/2027 d.d. 13 Aug. en 17 Aug. 1945, heb ik:

CHRISTIAAN WISSE, Koninklijke Marechaussee, opsporingsambtenaar, ingedeeld bij de Politieke opsporingsdienst te Zierikzee, en wonende te Brouwershaven, in opdracht van het Hoofd van de Recherche een onderzoek ingesteld wegens het feit dat door Duitsche militairen op 10 December 1944 te RENESSE 10 illegale werkers vermoord zijn.

In verband hiermee, werd mij, verbalisant door het Hoofd van de Recherche te Zierikzee opgedragen een kort overzicht te geven waaruit blijken moet dat het illegale werkers geweest zijn.

Verschillende personen waren ondergedoken omreden zij niet voor de Weermacht wilden werken. Anderen hadden geweigerd opgaven te verstrekken aan de Duitschers ten aanzien van de wegvoering van personen van 18 tot 40 jaar. De overigen waren aangesloten bij de O.D. en de L.O.

Op 3 december 1944 werd er door den Heer Minkema, Districtleider P.Z.E.M. te Zierikzee, die telefonisch via een Elektrische draad van de P.E.Z.M. in verbinding stond met de Geallieerden te Sint-Philipsland gevraagd of de mogelijkheid bestond eenige personen van het Eiland Schouwen en Duiveland weg te halen en over te brengen naar het door de Geallieerden bezet gebied.

Er werd besloten dan op 6 Dec. 1944 tussen 19 uur en 20 uur een afdeling van de Engelse Stoottroepen in de nabijheid van Zierikzee aan land zouden komen en daar de navolgende ophalen:

Jan Andreus Verhoeff, geb. 25 juni 1911, wonende te Brouwershaven.
Marcus Pieter M. van der Klooster, geb. te Br - haven 11 Nov. 1912.
Iman Marinus van der Bijl, geb. 14 Aug. 1914 wonende te Zonnemaire.
Cornelis Lazonder, geb. te Giessen Nieuwerkerk, 10 April 1914, wonende te Renesse.
Johannis Oudkerk, geb. te Wolphaartsdijk 18 Maart 1900, wonende te Renesse.
Adriaan Martijn Padmos, geb. te Renesse 23 Sept. 1919, wonende te Renesse.
Joost Pieter Jonker, geb. 24 Aug. 1902, wonende te Renesse.
Leendert Marie Jonker, geb. 22 Maart 1915, wonende te Serooskerke.
Willem Maarten Boot, geb. 4 Januari 1920, wonende te Haamstede.
Menke Koos van der Beek, 23 November 1918, wonende te Zierikzee.

Verder waren er bij tegenwoordig, die, in het vervolg van dit Proces-Verbaal zal blijken, gevlucht zijn:
Sijt Bernard Blacks Engelsch pilot, die ondergedoken was.
Philips Hudson Leider glider pilot idem ondergedoken.
Bernard de Leeuw Nederlander in Engelsche dienst en ondergedoken.
De Armeensche Onder-Officier Jork Mikiniejan Spion.
M.J. de Glopper Student wonende te Ellemeet en
Verbalisant met zijn echtgenote Femia van Beest won. Brouwershaven.



De echtgenote van Christiaan Wisse.
Ze ontsnapte met haar man ternauwernood
aan arrestatie door de Duitsers.


Op genoemde datum waren allen te 19 uur op de afgesproken plaats aanwezig. Door de slechte weersomstandigheden mislukte deze onderneming. De andere dag 7 December 1944, waren wij allen wederom te 18 uur verzameld in een woning, staande aan de Zeedijk ongeveer 300 meter ter westwaarts van den Boerenweg en ongeveer 300 meter Oostwaarts van Suzanna's Kisters Inlaag, gelegen in de gemeente Zierikzee.

Te omstreeks 20 uur, hebben wij, na aan de buitenzijde van den dijk gekomen te zijn, wederom de afgesproken signalen gegeven. Om 20.17 zag verbalisant dat er op het water 5 maal 3 korte lichtsignalen gegeven werden.
Om 20.30 kwam uit de richting Zierikzee een auto en reed in de richting Haamstede en passeerde de plaats, waar wij ons verdekt hadden opgesteld. In deze auto zaten Duitsche officieren.
Vanuit de zee konden zij die auto zien rijden, aangezien de rijweg ter plaatse ongeveer 400 meter over den dijk loopt. Daarna loopt de weg iets naar beneden en is vanuit zee niet meer te zien.
Van 20.07 tot 21.- uur, zijnde een tijdstip dat de boot, volgens afspraak, aan wal zou komen, heeft verbalisant geen lichtsignalen meer gezien.

(De verklaring van een Nederlandsch officier, die als tolk met de Engelschen op het bootje meevoer, hield in, dat ze van mening waren geweest, dat wij aan het vluchten waren, omreden ze plotseling een wit licht, gevolgd door een rood licht zagen verdwijnen).
Het was ongeveer 21.05 uur, dat wij ons van den dijk verwijderd hebben en in de woning waar de andere menschen zaten te wachten, verzameld hebben.
In bedoelde woning werd overleg gepleegd, waar de reeds ondergedoken personen wederom ondergebracht zouden kunnen worden.
Veiligheidshalve besloten enkele menschen in hun woning te blijven en de andere dag vroeg in de morgen een ieder naar zijn plaats terug te keeren.
Door collega M.K. van der Beek, die de leiding had, werd mij opgedragen hem 100 meter vooruit te lopen en bij onraad lichtsignalen te geven. Ik mocht niet van de vuurwapenen gebruik maken.
Aan deze opdracht heb ik voldaan. Mijn vrouw liep met mij mee. In de Boerenweg gekomen, in de richting van Zierikzee loopende, stootte ik plotseling op 7 of 8 Duitsche soldaten, die uit de slootkant op mij afsprongen.

Die soldaten hielden ons staande en vroegen mij:
"Waar kom je vandaan en waar ga je naar toe?"
Ik antwoordde van Haamstede op weg te zijn naar Zierikzee en omreden ik een defect rijwiel had (Mijn achterband was leeg) dat ik lopen moest. Met een electrische lantaarn lichtte ik op mijn achterband en maakte daarbij zoodanige bewegingen dat het licht door mijn kameraden gezien moest worden.
Verder vroegen ze mij, op mijn vrouw wijzende wie dat was. Mijn antwoord was: "Dat is mijn vrouw."
Vervolgens werden wij omsingeld en een der soldaten vroeg mij of ik een lichtkogel aan de Flaauwers gezien had.
Ons antwoord was niets van een lichtkogel af te weten en die ook niet gezien te hebben.
Zij spraken daarna fluisterend met elkaar en ik begreep daaruit dat ze overleg pleegden met elkander wat ze met ons moesten aanvangen.

Nadat ze ons ongeveer 7 minuten hadden opgehouden zeiden ze niets meer en vertrokken op hun rijwiel gezeten in de richting van de Zeedijk naar de plaats waar mijn vrienden zich vermoedelijk schuil hielden. Mijn vaste overtuiging was dat ze mijn lichtsignalen hadden gezien en dat was aan te nemen, anders zouden zij in 7 minuten tijd ons genaderd zijn.
Nadat we ongeveer 4 à 500 meter van de plaats, waar die Duitschers ons hadden opgehouden, waren verwijderd, hoorden wij plotseling dat er geschoten werd met pistolen en mitrailleurs.
Ook hoorden wij te omstreeks 24.- uur zware ontploffingen, van meening zijnde, dat die Duitschers met handgranaten gooiden.

Later is gebleken, dat die Duitschers granaten geworpen hadden in de woning, waar de anderen waren achtergebleven. (Ik had reeds opgemerkt dat die het voornemen hadden de andere morgen te vertrekken.)
10 menschen zijn toen in de nacht van 7 op 8 december 1944 door de Duitschers gevangen genomen, waaronder ook de door schoten getroffen zwaar gewonde Lazonder.
Toen de 10 menschen te Zierikzee in het Weermachtsheim gevangen gehouden werden, moesten ook al de politiemannen zich dien nacht bij de Duitschers melden en werden eveneens vastgehouden.
In verband dat zij een vrouw ontmoet hadden (namelijk mijn vrouw) en tot de conclusie waren gekomen dat wij er wel iets mee te maken hadden, hebben de Duitschers een meisje, genaamd Anna Hage, wonende te Zierikzee Roodedorp B.142 van haar bed gelicht en ook in het Weermachtsheim te Zierikzee gevangen gezet.

In het Weermachtsheim te Zierikzee heeft de Zoll-Sekräter, genaamd CLAUSE, Feldpostnummer (onbekend) persoonlijk met gummiknuppel mishandeld: M.K. van der Beek en W. Boot.
Wat er verder gebeurd is in het Weermachtsheim kan niemand zeggen. Ook Anna Hage niet, want die is er in afzondering gehouden.
Op 8 December 1944 te omstreeks 12.- uur werden de gevangenen per boerenwagen vervoerd van Zierikzee naar Brouwershaven, waar zij te omstreeks 19.- uur ? arriveerden.
Zij werden toen op een scheepje geladen. Toen het bootje de haven van Brouwershaven uitvoer is de Armeensche Onder-Officier van boord in het water gesprongen. De begeleidende Duitsche (soldaten) hebben gevuurd, maar vermoedelijk is hij uit het water gekomen ontvlucht.

Via Ouddorp zijn de gevangenen vervoerd naar Middelharnis, waar zij in de nacht van 8 op 9 December ter dood veroordeeld zijn.
Op 9 December 1944 zijn de slachtoffers laat te Brouwershaven aangekomen en vandaar per auto vervoerd naar Haamstede, waar ze in een leegstaande bunker werden opgesloten.
Op 10 December 1944 te omstreeks 12.- uur zijn ze in de laan van het Slot Moermond in het openbaar opgehangen.

Met de handen op de rug gebonden werden deze goede vaderlanders gehangen en de lijken moesten daar ten aanschouwe van het publiek blijven bengelen tot 11 December 1944 te 15.- uur.

Van elke gemeente moesten er 5 menschen den gruweldaad aanschouwen, waaronder ook de vader van J. Verhoeff en drie broers van de terechtgestelde J.P. en L.M. Jonker.

Dat deze Helden (vermoord) werden was de Duitschers niet genoeg, de Mof was het ook die ouders, vrouw en kinderen uit hun woningen verdreef en hun huisraad verbeurdverklaarde.



In verband met deze gruweldaden, zijn door mij verschillende personen gehoord:


Getuige 1. LIEVEN CORNELIS van der VELDE

OUD 40 JAAR, VAN BEROEP Secretaris der gemeente Haamstede, wonende te Haamstede Wetstraat 160, die verklaarde:

"Op zondag 10 December 1944 te omstreeks 10.- uur kwam bij mij aan huis een Duitsch soldaat. Hij deed erg zenuwachtig en gehaast. Hij deelde mij mede, dat ik moest zorgen dat zich direct 10 ingezetenen van de gemeente Haamstede en Burgh zich moesten melden bij Luitenant Klümpe in den bunker aan het eind van de slotlaan alhier. Ik antwoordde dat ik geen arbeidsbemiddelaar was en dat hij zich moest vervoegen op het Arbeidsbureau.

Eenige tijd later kwam dezelfde soldaat weer terug met de mededeeling, dat het geen arbeiders moesten zijn, doch dat het een heel andere zaak was en ik zelf met hem mee moest gaan naar Luitenant Klümpe.
Ik ben daarop met die soldaat meegegaan. In de bunker deelde Klümpe mij mede: Wij hebben geen arbeiders noodig, het gaat om een geheel ander geval. Er hebben 10 personen getracht van het eiland weg te komen en die hebben we gepakt. U moet deze 10 menschen waarschuwen (hierbij toonde hij een lijstje) dat ze om 11 uur bij het gemeentehuis te Renesse zijn. Zijn ze er niet op tijd, dan worden ze opgehangen. Op het aan mij getoonde lijstje kwamen de namen voor van de navolgende personen:

J.P.C.Boot, L.C. v.d. Velde, S.Geleinse, M. den Boer, M.J.Jonker, J.P.Jonker, C.J.Jonker, N.P.Landegent, W.Beije, allen wonend te Haamstede en B.Th.Boot te Burgh.
Het was intusschen 10.30 uur geworden en ik deelde hem mede, dat ik niet kon zorgen, dat al die menschen op tijd te Renesse zouden zijn. Hierop ben ik uit den bunker vertrokken.
Aan het eind van de Slotlaan zag ik toevallig de 3 gebroeders Jonker staan, zoodat ik hen de boodschap kon mededeelen.
Wij kwamen ongeveer 11.30 te Renesse aan ten gemeentehuize, waar reeds een twintigtal personen aanwezig waren, waaronder ook de vader van J.Verhoeff.

Om 12 uur moesten wij het gemeentehuis verlaten en ons met 3 personen naast elkander opstellen. Onder geleide van een groot aantal gewapende Duitsche soldaten moesten we daarop marcheren naar de laan van het Slot Moermond te Renesse.
Buiten de geleide lagen overal langs de weg een groot aantal Duitsche militairen achter de Mitrailleurs, terwijl langs de geheele weg Duitsche soldaten patrouilleerden met het geweer in den aanslag en met granaten bij zich.
Bij de oprijlaan van het slot Moermond aangekomen moesten wij een poosje blijven wachten. Allerlei veronderstellingen werden gedaan. De een dacht dat we allen gefusilleerd zouden worden, de ander dacht aan gijzeling enz.

Een oogenblik daarna kwam er een huifkar, bespannen met 2 witte paarden, hard de laan op rijden. Wij konden niet zien wie zich op de wagen bevonden, doch wij vermoedden, dat zich hierop de 10 door de Duitschers gevangen personen bevonden.
Verder zag ik ook dat op een draagbaar een persoon de Slotlaan werd ingedragen. Ik vermoedde, dat dit de heer Lazonder geweest is, die naar ik gehoord had zwaar gewond gevangen genomen was. Om 12.30 uur moesten wij opnieuw aantreden en marcheeren naar het begin van de slotlaan van Moermond.

Hier zagen wij dat tusschen de aldaar staande bomen aan de rechterzijde van de oprijlaan dikke ronde balken waren aangebracht, waaraan 9 lijken hingen.

De ophanging had plaats gehad, hetgeen ik zag aan de lijken. Verschillende vertoonden nog stuiptrekkingen en de gezichten waren normaal. De handen van alle slachtoffers waren door middel van een touw op de rug gebonden. (onderstreping door Wisse, GS)

In de omgeving van deze plaats waren zeer veel Duitschers waarvan ik o.a. herkende: Luitenant Klümpe, de ordonnans van Hauptman Schütz, Hauptman SCHÜTZ, Inselcommandant ter standplaats Haamstede. Hauptman BECKER, Bezirkscommandant met standplaats Renesse. Ober-Luitenant Sauger ter standplaats Haamstede en vele anderen.

Door Hauptman Becker voornoemd, werd hierop een vonnis voorgelezen van het Krieggericht te Goeree en Overflakkee, waarin vermeld stond dat deze gehangenen door middel van de strop moesten worden gedood, omdat zij getracht hadden met den vijand in contact te treden en militaire gegevens in handen van den vijand wilden geven. Alle goederen van de veroordeelden werden verbeurd verklaard, en indien de huizen tusschen andere gebouwen stonden, zoodat verbranding niet mogelijk was, dan moesten deze gebouwen worden ontruimd en door den Burgemeester aan te wijzen gezinnen worden bewoond.

Blijkens uitspraak van het Kriegsgericht was dhr. Lazonder zwaar gewond en hij zou worden opgehangen, zoodra hij enigszins was hersteld. De lijken moesten 2x 24 uur blijven hangen en zouden daarna worden begraven.

Hauptman BECKER deelde hierna nog mede, dat bij volgende tegenwerking tegenover de Duitsche Weermacht of sabotagehandelingen een nog groter aantal personen zouden worden opgepikt en eveneens zouden worden opgehangen.
De aanwezigen werden gelast een en ander in hun gemeente bekend te maken.

Hierop konden wij allen vertrekken. Wij zijn toen gezamenlijk naar het gemeentehuis te Renesse gegaan om een en ander te bespreken, teneinde eenvormigheid te krijgen in de aan te plakken bekendmaking.
Op verzoek van alle aanwezigen is hier een publicatie opgesteld door Notaris van den Ende, wonende te Zierikzee en door mij.
Deze publicatie is aan allen voorgelezen en werd goedgekeurd, zoodat in alle gemeenten op het eiland Schouwen en Duiveland, voorzover er inwoners waren, eenzelfde publicatie zou worden aangeplakt.
Verder kan ik mij geen gegevens herinneren die van belang zouden kunnen zijn.



Getuige 2. CORNELIS WILLEM DE BOER

Oud 18 jaar, wonende te Haamstede, Sluispad 97, die verklaarde:

Op 5 December 1944 werd ik opgesloten in een bunker het Slot Haamstede. De redenen waren, dat ik niet voor de Duitsche Weermacht wilde werken.

Zaterdagavond 9 December 1944 kwam er Luitenant Saeger naar mij en vroeg mij wat ik nu eigenlijk wilde, opgehangen worden of werken.

Ik heb toen geantwoord "Ophangen".

Ik werd door Seager weer teruggebracht in den bunker. Zondagmorgen 10 December 1944 werd ik weer uit den Bunker gehaald en daar stonden 2 Luitenants genaamd Saeger en Klümpe. Daar stond ook een meisje bij, genaamd Maatje Fondse wonende te Haamstede en die vroeg aan die Officieren wat er met die menschen gebeuren moest. Toen zei de Luitenant Saeger dat ze opgehangen werden. Een paar meter van mij vandaan zag ik een groepje menschen staan.

Direct kwamen er twee wagens aanrijden. Op de 1e wagen moesten die menschen en op de tweede moesten de soldaten en ik. De wagens reden toen in volle galop naar Renesse.

Daar aangekomen moesten die 9 menschen in een houten hok en ik moest bij de deur blijven wachten. Ook Luitenant Klümpe en Saeger waren meegereden en samen zijn ze ook binnengegaan in het houten hok.

Die mensen zijn daar ongeveer 5 minuten in geweest en toen moesten wij aantreden en allen achter elkaar naar de Slotlaan loopen.

Ik moest tusschen die twee Officieren inloopen.

Bij de Slotlaan van Moermond aangekomen zag ik de stroppen reeds hangen. Een van die Officieren heeft de menschen de stroppen omgedaan. Ik meen dat het Luitenant Klümpe was. Toen dat gebeurd was, moest ik mij omkeeren. Ik hoorde, dat de banken waar die menschen opstonden wegschoppen. Direct daarop hoorde ik een lawaai of er iemand naar beneden viel. Toen ik even keek, zag ik een der menschen op de grond liggen.

Ik moest toen tegen een der schildwachten gaan zeggen, dat die burgers door moesten komen.

Later hoorde ik dat er van verschillende dorpen menschen opgeroepen waren om den daad te aanschouwen.

Toen alles afgeloopen was kon ik evenals de anderen naar huis gaan. Meer kon ik niet verklaren.



Getuige 3. Jouke Schaap

Oud 49 jaar, Opperluitenant der Marechaussee te Zierikzee, wonende te Zierikzee, thans geïnterneerd in het kamp Haamstede (lid van de N.S.B.) die verklaarde:

"Nadat wij, ondergeteekende en de rest der Politie te Zierikzee in de nacht van 7 op 8 December 1944 door de Duitsche Weermacht waren gearresteerd en opgesloten in het Weermachtsheim aldaar, werd ik den 12en December door den Eiland Commandant der Duitsche Weermacht te Haamstede ontboden.

Nadat ik mij daar had gemeld (ik werd onder geleide van Zierikzee naar Haamstede vervoerd) moest ik verantwoording doen over het feit dat een politieman in uniform deel had genomen aan de ontvluchting van het eiland Schouwen en Duiveland naar Zuid- of Noord-Beveland.

Hierna werd ik geleid naar een zekere Luitenant Klümpe. Deze luitenant Klümpe deelde mij mede, dat hij voorheen Ortscommandant in Middelburg was geweest en reeds tweemaal in Engelsche gevangenschap was geraakt doch telkens wist te ontvluchten.

Bij zijn laatste ontvluchting had hij 12 uur tot zijn hals in het water moeten staan.

Om zich van droge kleeren te voorzien had hij zich gemeld aan het adres van zijn oude kwartier, zijnde een café te Middelburg. Toen hij bij die caféhouder aanklopte, werd hem door één diens huisgenoten medegedeeld, dat zij hem niet konden elpen, omreden er Engelsche officieren in huis waren.

Na wat heen en weer gepraat zou het hem toch gelukt zijn om droge kleeren te ontvangen.

Ook ik (Schaap) kreeg een gunstige indruk van deze Luitenant, en tevens dat hij de Nederlanders goed gezind was.

Men tranen in zijn oogen deelde hij mij mede, dat de Eiland Commandant Hauptman Schütz hem had opgedragen het vonnis van de 10 Nederlanders te Renesse uit te voeren, niettegenstaande hij daartegen geprotesteerd had, op grond van het feit dat hij slechts 3 dagen te Haamstede gelegerd was.

Volgens zijn eigen verklaring had hij zich ook niet met het vonnis kunnen verenigen.

Toen ik van hem afscheid nam, verzocht hij mij nadrukkelijk om met niemand over dit onderhoud wat ik met hem had te spreken, daar hij dan eveneens in moeilijkheden zou geraken.

Meer kan ik niet verklaren.



Getuige 4. Hendrikus Verhoeff

Oud 59 jaar, plaatselijk commandant N.B.S. te Brouwershaven, wonende te Brouwershaven Haven 29, die verklaarde:

"Het is mij op 8 December 1944 bekend gemaakt dat mijn zoon Jan te Zierikzee de vorige avond door de Duitschers was gevangen genomen. Ik wist zooals u weet overal vanaf. Daar hoef ik nader niet over uit te wijden.

Op Vrijdag 8 December 1944 omstreeks 19 uur kwam er een boerenwagen de Haven van Brouwershaven oprijden. Aan mijn lichaam voelde ik dat mijn eigen jongen daarop gezeten was.

Mijn vrouw, dochter en ik zijn de straat opgeloopen en hebben nog geroepen: "Dag Jan, Dag Jan". Wij hoorden toen nog een flauw roepen: "Daag". Het was mij toen bekend dat ze over water werden weggevoerd.

Zondag 10 December 1944 werd mij door Schröder bij de grenspolitie te Brouwershaven, medegedeeld, dat ik met nog 4 personen om 11 uur te Renesse moesten zijn.

Ik wist niet wat er gebeuren moest. Allerlei veronderstellingen werden door mij gemaakt.

Mijn vaste overtuiging was, dat de gevangen genomen menschen waren weggevoerd, dus zeker niet op het eiland aanwezig waren.

Te Renesse aangekomen, waren er al meer personen verzameld, die van andere gemeenten opgeroepen waren. Ook deze personen wisten niet wat er ging gebeuren.

Ongeveer 13.- uur moesten wij met drieën naast elkander marcheeren naar de Slotlaan van Moermond te Renesse.

Daar zag ik mijn eigen kind hangen. Mijn eenigste zoon.

Het was voor mij niet te geloven. Eerst had ik hen over het water zien wegvoeren en nu brachten ze mij voor zijn pas ontzielde lichaam. Ik heb nog een blik op mijn eigen kind geslagen en toen was het voor mij genoeg.

Ze hebben mij, alles wat ik op aarde bezat en waar ik mijn hoop op gevestigd had, van mij weggerukt, maar ik ben verder gegaan en het werk wat mij was opgedragen, n.l. het de Duitschers zooveel mogelijk tegen te werken, tot het laatste toe volgehouden.

Meer heb ik hieraan niet toe te voegen.



Hendrik Verhoeff na de oorlog.




Getuige 5. Cornelis Jan Jonker

Oud 32 jaar, Groente- en Fruithandelaar, wonende te Haamstede, Zuidstraat 86, die verklaarde:

Op Zondag 10 December 1944, in den voormiddag te omstreeks 10.30 uur stonden wij, de 3 gebroeders Jonker, bij het Slot te Haamstede. Wij vroegen nog een laatste woord te mogen wisselen met onze Broeders (n.l. Joost en Leendert) die op het slot in een bunker waren opgesloten. Dat werd ons door de Duitschers geweigerd.

Even daarna kwam de Secretaris der gemeente Haamstede, de Heer v.d. Velde naar ons toe en deelde ons namens Luitenant Klümpe mede, dat wij om 11 uur te Renesse moesten zijn.

Daar hebben wij met zijn drieën aan voldaan.

Wij wisten niet de redenen hiervan en dat wist niemand die daar bijeen waren verzameld.

Bedreigd met mitrailleurs moesten wij een poos later den gruweldaad aanschouwen.

Onze broeders Leendert en Joost waren beiden opgehangen.

Wie zal beschrijven wat er in ons op dat moment is omgegaan.

Toen wij daar stonden heb ik verschillende Duitschers herkend:

Oberleutenant Welsch. Luitenant Saeger, Hauptman Becker.

Hauptman Becker las het vonnis voor. De Oberfeldwebel Frits Wezer vertaalde dit zoo'n beetje in het Nederlandsch.

Nadat wij naar huis zijn gegaan en wij allen uit het vonnis hadden vernomen dat alles verbeurd verklaard en verbrand zou worden, zijn wij direct naar de Familie gegaan en nog zooveel mogelijk gered, wat er te redden viel. Daar hadden wij niet veel tijd voor.

Al spoedig was Luitenant Klümpe bij de vrouw van pas ter dood gebrachte broeder Leendert.

De luitenant begon al direct met een groote smoel, dat we moesten ophouden de boel weg te slepen.

Mijn broer Marinus Jonker, wonende Haamstede, heeft dien Luitenant toen gevraagd of hij nu een beest of een mensch was. Ik vermoed, zoo ging mijn broer verder, dat U voor U zelf wel weten zult wat doodsangst is. Bent u het niet geweest, Luitenant, die 24 uur op een benzinevat op het water ronddreef om van Veere naar het Eiland Schouwen en Duiveland Uw eigen leven te redden. Was voor U de vrijheid en het leven niets meer waard geweest, dan was U op het eiland Walcheren gebleven.

Denk nu de toestand van mijn beide broers eens in, die de vrijheid en het leven ook lief hadden. Nog geen uur geleden zijn zij ter dood gebracht en nu komt U naar een weerloze vrouw met kinderen om die ook nog uit hun woning te zetten. Wees nu eens een mensch en wat denkt U ervan? De Luitenant Klümpe keerde zich om. Daarna liet hij zich door mijn broer Marinus wijs maken dat de meubels en woning niet van mijn schoonzuster waren, maar dat zij maar inwoonden.

Het is toen zoo gebleven zoo het was. Mijn schoonzuster is blijven wonen en niets is verbeurd verklaard.

Ook het huisraad en de woning van mijn andere broer Joost is gebleven zoo het was en hebben aan huisraad of verbeurdverklaring geen schade ondervonden.

Meer kan ik niet verklaren.


Getuige 6. Zuster Tecla

verplegingszuster (NON) in het R.K. Ziekenhuis "Liefdehuis" te Zierikzee, die verklaarde:

Op Vrijdagavond 8 December 1944 te omstreeks 17 à 18 uur werd er alhier gebeld en wij zagen een troep Duitschers, van ongeveer 10 à 12 man. Toen de deur door ons werd geopend, zagen wij dat de Militairen een burger bij zich hadden. De man werd binnengebracht.

Spoedig bleek mij, dat hij zwaar gewond was. Dadelijk begreep ik dat het één van de Burgers was, die op 7 December 1944, dus de vorige avond door de Duitschers was gevangen genomen, omreden zij poogden te ontvluchten naar Noord-Beveland.

Onder de aanwezige Duitschers bevond zich ook een Duitsche arts genaamd Lempke.

Deze arts had de wonden, die, hoofdzakelijk door schoten waren veroorzaakt niet verbonden.

Al die Duitschers, die de Burgerpersoon hadden binnengebracht met eveneens Dr. Lempke zijn toen onmiddellijk vertrokken.

Wij hebben toen dhr. Lazonder, Secretaris der Gemeente Renesse, verbonden en hem in bed gestopt. Daar was dhr. Lazonder ons geweldig dankbaar voor.

Hij was bang om iets te zeggen. Wij vroegen hem dan ook niets meer over die aangelegenheden die ons niet aangingen.

Wij zusters konden zien dat dhr. Lazonder geweldig veel pijn had en aangezien de onmenschenlijkheid hem een nacht en een dag te laten liggen op de plaats waar ze hem hadden gevangen genomen had hij veel bloed verloren. Mijn vaste overtuiging is dan ook dat hij een longontsteking heeft opgeloopen, gezien de door mij bekende hooge temperatuur.

Al zijn kleeren, die hij aanhad waren door en doornat.

Hij had een schotwond in zijn achterhoofd. Z'n voeten waren totaal ontveld. Op een zijner beenen kon hij niet meer staan. Het was of die er lam bijhing.

Hoe een mensch zijn medemenschen zoo behandelen kan, is voor mij niet te doorgronden.

In hevige koortsen lag hij te praten en vroeg geregeld naar z'n vrouw en kind.

Wel heeft hij mij gezegd: Zuster die beide schoten in mijn bovenarmen hebben ze mij gegeven om me te martelen.

Ik ben niet bekend met het Militaire leven, maar ik kon wel zien dat tijdens een vuurgevecht niet iemand aangeschoten kan worden op plaatsen waar den heer Lazonder gewond was.

Hij had namelijk twee schoten, in iedere schouder een schot, die de punten van de longen hebben geraakt.

Je kon duidelijk zien, dat ze hem die schoten hadden toegebracht, terwijl hij op z'n rug lag. Aan beide schouders waren de schoten op gelijke hoogte.

Nog diezelfde nacht, te omstreeks half twee, hebben die Duitschers hem weer opgehaald.

Wij hebben nog al het mogelijke gedaan om hem in het ziekenhuis te houden en gezegd dat het verschrikkelijk was zoo'n zwaar gewonde man te vervoeren. Die Duitschers gaven er niets om en namen hem mee op een brancard. Met uitzondering van Dr. Lempke kenden wij niemand van die Duitschers.

Meer kan ik niet verklaren.



Getuige 7. Anna Hage

Oud 37 jaar, ambtenares Distributiekantoor te Zierikzee, wonende te Zierikzee, Roodedorp B. 242, die verklaarde:

Op Vrijdagmorgen 8 December 1944 te omstreeks 3.30 uur kwamen 3 Duitschers en een Wachtmeester der Marechaussee, genaamd D. Wisse, wonende te Zierikzee, mij arresteeren.

De namen van die Duitschers weet ik niet.

Zij hebben mij toen naar de Duitsche Grenspolitie gebracht.

Wat er aan de hand was, wist ik niet en wat ik daar moest doen, wist ik nog veel minder. Ik ben daar geweest tot 's middags half één. Daarna werd ik gehaald en naar een andere woning gebracht.

Daar binnengekomen zaten 4 Duitschers, waaronder ook Clause.

Laatstgenoemde was maar aan het telefoneeren. Ik hoorde hem zeggen: Die vrouw hebben wij ook. In die woning zat ook de Ortzcommandant van Zierikzee, de Obergefreiter Bouwman. Deze vroeg mij, wat ik de vorige avond gedaan had. Ik antwoordde hem, gewoon thuis gewerkt te hebben. Ook vroeg hij mij of ik de politiemannen uit Zierikzee kende, of ik wel eens vergaderingen bijwoonde, want die werden er nog al eens gehouden, zei hij. Verder vroeg hij of ik (er staat 'hij', GS) ook de Politieman van der Beek kende, daar heb ik op geantwoord, dat ik die kende. Daarna werd ik weer naar het Weermachtsheim teruggebracht.

Even daarna kwam er een wagen aanrijden en die stopte voor het Weermachtsheim. Ik zag er menschen opzitten, waaronder ik de Politieman v.d. Beek en de landbouwer Iman van der Bijl herkende.

Ik werd uit de woning gehaald en moest ook op de wagen plaats nemen. Wij zijn toen gereden naar de woning van de Burgemeester te Zierikzee. Daar aangekomen hebben wij ongeveer een uur stilgestaan. Tegen vertrek kwamen de Duitschers uit de woning van den Burgemeester (door de Duitschers gevorderd) met in hun midden een manspersoon, een heel donker type. Volgens mij leek dat wel een ARMEEN. Toen die persoon op de wagen was, zijn wij vertrokken. Sommige menschen moesten plat op de bodem van de wagen gaan liggen en enkele konden nog zoowat zitten. Tijdens de reis op de wagen, hoorde ik v.d. Beek met die vreemde man (volgens mij de Armeen) fluisteren. Ik kon daaruit opmaken dat van der Beek met hem in contact had gestaan en gaf zooveel te kennen, dat zij elkander niet kennen moesten.

Eindelijk kwamen wij tegen donker te Brouwershaven aan.

Daar aangekomen moesten we op de boot. Met de handen in de hoogte moesten we op de boot plaats nemen. In dien tijd dat we van de wagen aan boord moesten, hadden die Duitschers mij al (tegen) een enkel geschopt. Het getrap en de schoppen van de Duitschers was gewoon schandalig. Ook kwam de Insel Commandant van Haamstede, de Hauptman Schütz aan boord, die ook meegevaren is.


Dit is de veerboot 'Zuidvliet'.
Hiermee zijn de 9 mannen + 1 vrouw verscheept
van Brouwershaven naar Ouddorp.
Hans Sakkers schreef me:
"Uit Duitse documenten heb ik gevonden
dat dit de veerboot Zuidvliet is.
Deze ligt gerestaureerd in de museumhaven."
.


Toen we ongeveer 10 minuten aan het varen waren, hoorde ik plotseling een plons in het water. Ik dacht bij mezelf, precies of er een in het water springt.

Het leek inderdaad wel juist te zijn. Direct werd er een schijnwerper aangestoken. Er werd toen hevig geschoten. In het donker zag ik tegen de horizon iemand over de dijk kruipen. Toen moesten wij het ontgelden. Wij moesten toen allemaal op de buik op het schip liggen. Over ieders lichaam kwam een Duitscher te staan en we mochten ons niet verroeren. Dit alles had plaats in de stroomende regen.

Eindelijk kwamen we op de plaats aan, wat Ouddorp bleek te zijn. Direct toen we van Ouddorp per auto vervoerd werden naar Middelharnis, kwamen we onder verhoor.

Aan dit verhoor heeft ook Hauptman Schütz deelgenomen.

Het verhoor heeft geduurd van 's avonds half elf tot de andere morgen half zes. Zooals gewoonlijk moest v.d. Beek altijd het eerst verhoord worden. Hij heeft dan ook tijdens de reis en onder het verhoor de meeste klappen gehad. Ik kan nog niet begrijpen dat hij er niet onder gebleven is. Toen om half zes in den morgen van 9 December 1944 het verhoor was afgeloopen, wist ik voor mezelf nog niet waar ik aan toe was. Of die andere menschen toen reeds wisten, dat ze ter dood veroordeeld waren, weet ik niet.

Dat ik vrijgesproken ben, wist ik pas eerst toen ik in de tram zat van Middelharnis naar Ouddorp. Ik moest n.m. mijn plaatsbewijs zelf betalen en kon daaruit opmerken, dat ik niet meer bij die andere menschen hoorde, want die werden precies behandeld als voorheen. Op de haven te Ouddorp gekomen, mocht ik niet met de boot mee terug naar Brouwershaven. Ik moest achterblijven.

In den tijd van mijn arrestatie tot Zaterdagavond toen die andere menschen terug werden gevoerd naar Brouwershaven, hebben we geen ETEN OF DRINKEN GEHAD.

Die Duitschers die met de boot meegingen van Ouddorp naar Brouwershaven, kan men beschouwen als rasploerten. Wat waren die kerels gemeen valsch.

Meer kan ik niet verklaren.



Getuige 8: Jan van der Werf

Oud 70 jaar, van beroep gemeentebode, wonende te Renesse, Laan A. 29, die verklaarde:

Op Zondag 10 December 1944, zijn te Renesse 9 Nederlanders terechtgesteld door middel van de strop.

Op Maandagmiddag 11 December 1944 te omstreeks 14 uur hebben wij J. v.d. Hoek - J.H. Braber - Gebrs. Kappers - De voerman L. de Ruijter de stroppen losgemaakt en de 9 lijken naar het kerkhof te Renesse overgebracht. Met de handen op de rug gebonden, hebben wij ze van de stroppen ontdaan. Tijdens het vervoer der lijken van de Slotlaan naar het kerkhof, waren de straten door de Marechaussee afgezet. Hierbij waren ook Duitschers tegenwoordig. Dinsdagmorgen 12 December, toen we in de Slotlaan kwamen, zagen wij het lijk van dhr. Lazonder hangen. Vermoedelijk is die man van Maandag op Dinsdag opgehangen.

Wij weten natuurlijk niet of hij voor de terechtstelling reeds overleden was. Wel weten we, dat hij op Zondag 10 december 1944 toen die andere menschen werden opgehangen, hij er als getuige bij moest zijn.

Toen leefde hij nog en lag op een brancard.

De lijken van de op 10 December terechtgestelden vertoonden geen sporen van geweld. Wel het lijk van de heer Lazonder. Zijn voeten waren ontveld en aan het hoofd had hij een wond.

Al de slachtoffers hebben we naast elkander in een gemeenschappelijk graf gelegd. Gekist konden en mochten ze niet gedaan worden. Al hun persoonlijke eigendommen die zij bij zich hadden zijn met hun grafwaarts gedaald.

Het gebeurde onder toezicht van de Duitschers.

Als ik er nog aan denk word ik er nog koud van. Diegene die dat misdrijf op z'n geweten heeft, is de zwaarste straf nog te licht voor.

Meer kan ik niet verklaren.



Getuige 9. Jan Hubregt Braber

Oud 43 jaar, van beroep timmerman wonende te Renesse, Ring A23, die verklaarde:

Op Maandagmiddag 11 December 1944 te ongeveer 14 uur hebben wij: J.v.d. Werf, Gebrs Kappers en de voerman L. de Ruijter de lijken van de stroppen ontdaan en naar het Kerkhof te Renesse overgebracht. Het lijk van de heer Lazonder, dat we op 12 Dec. 1944 pas begraven hebben zag er vreeselijk uit. Zijn voeten waren geheel ontveld. Kousen of schoenen had hij niet meer aan. Aan z'n hoofd had hij een diepe wonde. Zijn jas was los over de schouders geslagen en een bovenbroek had hij niet aan.

Schandaliger wijze hebben die Duitschers zich niet kunnen indenken dan een mensch ten aanschouwe van het publiek zoo te dooden. Het touw waarmede zij de gruweldaad hebben gepleegd was ter dikte van een normaal kozijnkoord. De strop hadden zij aan den zijde van den hals gelegd.

Hun eigendommen, die ze bij zich droegen, moesten met de lijken grafwaarts, omreden de Duitschers erbij stonden.

In een gemeenschappelijk graf, naast elkander zijn ze begraven op het kerkhof van Renesse.

De volgorde is door ons genoteerd, zoodat de familieleden de plaatsen waar hun geliefden rusten terug kunnen vinden.

Verschillende lijken hadden sporen van geweld. De een meer dan de ander. Het ergste was, zoo ik reeds opmerkte, het lijk van den heer Lazonder.

Meer kan ik niet verklaren.


Gegevens omtrent verbeurd verklaring

Maatregelen die de Duitschers namen met de fam H.Verhoeff. Ouders van de terechtgestelde Jan Andreas Verhoeff.
Op Zondag 10 December 1944 te omstreeks 18 uur, den heer Verhoeff was nauwelijks terug van Renesse, waar hij tegenwoordig moest zijn om zijn eigen zoon te zien hangen, kwamen de bloedhonden hem de woning uitzetten. Hij moest met zijn ongelukkige vrouw met twee dochters de deur uit en werd op straat gezet. De Duitschers namen intrek in de woning.
Daar hebben ze vertoefd tot ongeveer April 1945.
Toen de heer H. Verhoeff in Mei 1945, met de capitulatie, zijn woning binnenkwam, was een paardenstal, vergeleken met deze woning, een heilig oord. Niets, maar dan ook niets, was meer bruikbaar en zijn meubelen, bedden, eetgerei enz. was geroofd en weggevoerd. De gereedschappen en voorraad verf waren verdwenen. De schade veroozaakt door de Duitschers, bedraagt naar schatting (de waarde van 10 Mei 1940) ongeveer f. 3500.--. H.Verhoeff = onbemiddeld. De heer H. Verhoeff, 59 jaar oud, moet nu opnieuw beginnen.


Maatregelen die de Duitschers namen met de Fam. J. van der Klooster. Ouders van de terechtgestelde M.P.M. v.d. Klooster.
Op Zondag 10 December 1944 moest ook de fam. J.v.d. Klooster de woning en boerderij verlaten.
V.d. Klooster was vroegtijdig ingelicht wat er gebeuren ging en kon nog het een en ander redden.
Niettegenstaande heeft J.v.d. Klooster een schade, veroorzaakt door de Duitschers, van ongeveer f. 6300,-- geschat naar de waarde van 10 Mei 1940. Dit hooge bedrag is te wijten aan het feit, dat van hem 3 koeien, 4 boerenwagens en verder de geheele inspan en de oogst van 1944 door de Duitschers in beslag is genomen, waar hij tot op heden niets van teruggevonden heeft.
J.v.d. Klooster is niet onbemiddeld.


Maatregelen, die de Duitschers namen met de Fam. De Wed. v.d. Bijl. Moeder van de terechtgestelde Iman Marinus v.d. Bijl.
Op Maandag 11 December 1944 zijn de Duitschers van de Grenspolitie te Brouwershaven in de leegstaande woning van de fam. v.d. Bijl geweest. Moeder en kinderen waren geëvacueerd.
Aan bedrijfsschade een bedrag van f. 3000.-- terwijl aan huisraadschade het bedrag is opgegeven van f. 650.--. Totaal f. 3650.--.


Maatregelen die de Duitschers namen met de Fam. Wed. Lazonder. Echtgenoote van de terechtgestelde C. Lazonder.
De echtgenote van den Heer Lazonder was op Zondag 3 December 1944, toen haar man weigerde de Duitschers den opgave te verstrekken tot het wegvoeren van mannen van 18 tot 40 jaar, met haar man en kind ondergedoken.
Op 10 December 1944 is er een gezin van Bruinisse - dat in die dagen moest evacueeren - in de woning gezet.
Door de Duitschers werd een zo goed als nieuwe motorfiets geroofd alsmede van haar en haar kind, lijfgoederen.
De schade die Wed. Lazonder door deze omstandigheden geleden heeft, bedraagt naar schatting een bedrag van f. 800.--.
Mevr. De Wed. Lazonder is niet onbemiddeld.


Geen maatregelen genomen tegen de Wed. Padmos, echtgenoote van de terechtgestelde Adriaan Martijn Padmos. Is niet onbemiddeld.

Geen maatregelen genomen tegen de Wed. L.M. Jonker, echtgenoote van de terechtgestelde Leendert Marie Jonker. Onbemiddeld.

Geen maatregelen genomen tegen de Wed. J.P. Jonker. Echtgenoote van de terechtgestelde Joost Pieter Jonker. Onbemiddeld.

Geen maatregelen genomen tegen de fam. J. Boot. Ouders van de terechtgestelde Willem Maarten Boot. Fam. J. Boot is onbemiddeld.


Maatregelen die de Duitschers namen met de Wed. Oudkerk, echtgenoote van de terechtgestelde Johannis Oudkerk.
Op 10 December werd al het huisraad van de Wed. Oudkerk geroofd en weggevoerd. De Wed. Oudkerk is sinds Juni 1945 opgenomen in het zwakzinnigengesticht te Loosduinen. Het verlies van haar man op zoo'n wijze, heeft haar zoover gebracht, dat zij tot tweemaal toe bij familie te Dordrecht, getracht heeft zich van het leven te berooven.
Wed. Oudkerk heeft geen kinderen en is onbemiddeld.

Geen maatregelen genomen tegen de Wed. M.K. vd Beek, echtgenoote van de terechtgestelde Menke Koos vd Beek, Agent van Politie te Zierikzee.

Volledige gegevens van de terechtgestelden.

1. Jan Andreas Verhoeff, geb. te Brouwershaven, 25 Juni 1911, van beroep Schilder, wonende te Brouwershaven, Haven A.29.

2. Marcus Pieter v.d. Klooster, geb. te Brouwershaven, 11 Nov. 1912, van beroep Landbouwer, wonende te Brouwershaven, B.145.

3. Iman Marinus v.d. Bijl, geb. te Zonnemaire, 14 Aug. 1914, van beroep landbouwer, wonende te Zonnemaire, B145.

4. Cornelis Lazonder, geb. te Giessen Nieuwerkerk, 10 April 1913, van beroep Secretaris van de Gemeente Renesse, wonende te Renesse, Burgemeester Scholderlaan B.292.

5. Adriaan Martijn Padmos, geb. te Renesse 23 September 1919, van beroep timmerman, wonende te Renesse, Laan B.235.

6. Joost Pieter Jonker, geb. te Brouwershaven, 24 Augustus 1902, van beroep metselaar, wonende te Haamstede, Achterweg 102.

7. Leendert Marie Jonker, geb. te Haamstede, 22 Maart 1915, van beroep metselaar, wonende te Haamstede, Smallewegje 239.

8. Willem Maarten Boot, geb. te Ellemeet, 4 Jan. 1920, van beroep ambtenaar ter secretarie der gemeente Renesse, wonende te Serooskerke (S).

9. Johannes Oudkerk, geb. te Wolphaartsdijk, 18 Maart 1900, van beroep timmerman, wonende te Renesse.

10. Menke Koos van der Beek, geb. te Tegelen, 23 November 1918, van beroep Agent van Politie te Zierikzee, wonende te Zierikzee.


Gegevens omtrent verdachten.

Luitenant Klümpe vermoedelijk op 7 December 1944 vanuit Middelburg naar het eiland Schouwen en Duiveland gekomen. Feldpost no te Middelburg 44709E. Het Feldpost no te Haamstede vermoedelijk 34828A. Heeft de terechtgestelden den strop omgedaan.

Hauptman Schütz Eiland Commandant van Schouwen en Duiveland. Feldpost no. 34828A. te Haamstede. Gaf Luitenant Klümpe opdracht het vonnis te voltrekken. Nam persoonlijk zitting in het Standgerecht te Middelharnis.

Oberluitenant von Alvensleben, Eiland Commandant van het eiland Goeree en Overflakkee. Heeft het doodvonnis te Middelharnis op het standgerecht uitgesproken.
Idem onderteekend. Feldpost no. 40706(vermoedelijk).

Hauptman Becker, Bezirkscommandant te Renesse. Was bij de terechtstelling tegenwoordig en dreigde met nog meer personen op te hangen, wanneer tegenwerking en sabotagehandelingen zouden plaatshebben. Feldpost no. 40706.

Zoll-secretair Clause eerst te Zierikzee en daarna tot April 1945 bij de V.G.A.D.K. te Brouwershaven. Feldpost no. onbekend. Heeft de menschen aan de dijk gevangen genomen en in het Weermachtsheim beestachtig mishandeld.

Oberluitenant Welsch, Ortscommandant te Renesse, Feldpost no. 06805.
Luitenant Saeger, Standplaats te Haamstede Feldpost no. 34828.
Oberluitenant Radtke, Haamstede Feldpost no. 34828.
Oberfeldwebel Frits Wezer, Renesse Feldpost no. 06805.
Hauptfeldwebel Frans Bauer, Renesse Feldpost no. 06805.


De Engelsche piloten met de Nederlander Bernhard de Leeuw, omschreven op bladzijde 1 van dit Procesverbaal zijn na eerst gevlucht te zijn op 12 December 1944 door de Duitschers gevangen genomen en tot op heden is niets meer van hen vernomen.

De Armeensche Onder-Officier, waarvan getuige no. 7 van spreekt is vermoedelijk omstreeks 15 Februari in de buurt van 't Lokken in de Gemeente Kerkwerve uit het water opgevischt. De door de Duitschers ontboden arts genaamd van der Moer, wonende te Brouwershaven heeft het lijk met de Gemeentewerkman J. v.d. Sluis gekist en is op het kerkhof te Brouwershaven begraven.

Volgens die Duitschers waren er geen soldaten vermist en gaven het lijk zonder er verder naar om te zien over aan Dr. V.d. Moer.

Inwoners van het eiland Schouwen en Duiveland worden ook niet vermist, zoodat aangenomen kan worden dat het hier de Armeensche Onderofficier is.

Volgens het signalement, wat dr. v.d. Moer mij opgaf en teevens het soort kleding wat hij aanhad, komen overeen met hetgeen betrekking heeft op Jork Mikiniejan op den avond van ons vertrek op 7 December 1944. Ook deelde dr v.d. Moer mij, verbalisant mede, dat deze persoon aan één der voeten gewond was en dat er een ceintuur van een mantel omheen gewonden was.

Volgens verklaringen van burgers en een Armeensch soldaat, die momenteel nog te Middelharnis vertoeft, en aldaar in het huwelijk is getreden met een meisje uit Middelharnis, zijn er op Zaterdag 9 December 1944 door de Duitschers 7 Armeensche soldaten gefusilleerd. Dit stond in verband met de eerste gevangene en daarna ontvluchte Armeen Jork Mikiniejan.


Bij dit Origineel Proces-Verbaal gaat als bijlage:

10 Overlijdensacten.
Het rapport samengesteld door M.J. de Glopper.
Een schrijven van de Luitenant Klümpe (verdachte) gericht aan den Burgemeester der gemeente Haamstede, waar zijn handteekening op voorkomt.
Een schrijven van den Heer Fung. Dir. Van Politie no. 1124
en 2 stukken van het Bureau Interneering Middelburg no. K.00/2037 van 2 en 17 Augustus 1945.


Waarvan door mij, Wisse, op den eed bij de aanvang mijner bediening is opgemaakt dit Proces-Verbaal en na onderteekening, overgegeven aan het Hoofd van de Recherche te Zierikzee ter verzending aan den Heer J. Geelkerken, Hoofd Bureau Interneering te Middelburg.


Gesloten te Brouwershaven, 1 October 1945.

w.g. C. Wisse